foto15

‘Mijn leven is voorbij, ik wil niet meer’


Meneer L (95) is sinds een paar weken bij ons. Elke ochtend tegen koffietijd komt hij, aangelopen achter de rollator, bij ons in de huiskamer zitten.
Het eten en drinken smaakt hem niet meer, maar een paar slokjes koffie gaan er toch nog wel in.

Deze ochtend gaat hij zitten met een diepe zucht en zegt dat het slecht met hem gaat.
Ik ga bij hem zitten en nodig hem uit te vertellen.

‘Het hoeft niet meer van mij’, zegt hij. ‘Dit is toch geen leven meer, dit is lijden. Ik wacht op de dood en zit in de wachtkamer.
Dit is een goede plek, maar mijn leven is voorbij, ik wil niet meer. Ik wil zo graag zelf beslissen om er een eind aan te maken.’
Ik blijf bij hem zitten en we zijn even stil.

Dan komen er mensen binnen, een verpleegkundige en mijn collega-vrijwilliger, en is er koffie en taart.
En zoals eerdere dagen ook gebeurde, begint meneer herinneringen op te halen uit zijn leven.
Er komen verhalen over de oorlog, over bombardementen, over gruwelijke dingen.
‘Ik was jong’, zegt hij. ‘En dan kun je een hoop hebben.’
Ook vertelt hij hoe hij zijn vrouw in de oorlog heeft leren kennen, hoe fijn dat was.
Hoe hij na de oorlog geholpen heeft het land weer op te bouwen. Letterlijk. Hij is een bouwer.

En dan vertelt hij over zijn kleinzoon, die ook in de bouw zit en die zijn kist al klaar heeft, van mooi eikenhout.
En over zijn kleindochter die vervolgens de hele binnenkant heeft bekleed.

‘Ik heb een bewogen leven gehad, tot en met de kist. Maar het was mooi en nu is het klaar.’

En dan loopt hij achter zijn rollator naar de binnentuin en gaat lekker genieten van de laatste zonnestralen.


Meneer L stierf drie dagen later, na verdere fysieke achteruitgang, op een mooie, zonnige nazomerdag.
Kort daarvoor zei hij nog tegen zijn dochter en schoonzoon:
‘Ik mag in het paradijs sterven’.